Dat is de conclusie van archeologisch onderzoek in de Belvedere-groeve ten noordwesten van Maastricht. Aanleiding voor het onderzoek was de ruw bewerkte vuursteenknol die de geoloog Felder in 1980 aantrof onder een dik losspakket dat daar voor de laatste ijstijd werd neergelegd.
Archeologisch gezien hoort de vondst thuis in het Midden Paleolithicum (250.000-35.000 v. Chr.), vroeg in deze periode, nog voordat de Neanderthaler in Europa verscheen.
Fijne riviersedimenten
De opgravingen leverden tot nu toe sporen op van twaalf kampementjes, bijna allemaal goed bewaard gebleven in een laag fijne riviersedimenten en rond de 250.000 jaar oud. Op de (ijstijd) stuwwallen werden ook verspreide vondsten van vergelijkbare ouderdom gedaan, maar het bijzondere van Belvedere is dat het vondstcomplexen betreft in de primaire archeologische context d.w.z. dat ze nagenoeg zijn aangetroffen zoals ze werden achtergelaten. Bestudering van de vondsten heeft een samenhangend, hoewel nog niet compleet beeld opgeroepen van wat zich hier zo lang geleden afspeelde.
Het landschap moet gevarieerd zijn geweest. De Maas meanderde ongehinderd en liet poelen achter, moerassen, oude stroomlopen en terrassen. De begroeiing leek veel op die van het tegenwoordige moerasbos: zwarte els, hazelaar en berk, hoog en laag struikgewas, daartussen allerlei riet- en grassoorten. Verderweg van de rivier lagen open grasland en dichte bossen.
Op droge plaatsen aan de oevers kampeerden periodiek groepjes jagers-verzamelaars, vertegenwoordigers van de vroegste Homo sapiens. Zij zochten plantaardig voedsel zoals wortels, noten, bessen, bramen, wilde appels enzovoorts. Aan visvangst deden de oermensen ook; graten of andere resten zijn daar echter niet van gevonden. Wel is botmateriaal opgegraven van steppeneushoorn, ree, edel- en reuzehert, paard en bruine beer. Deze dieren prijkten mogelijk op het menu, maar alleen van de steppeneushoorn staat dat echt vast.
Opvallend is het grote percentage jonge beesten, door hoge natuurlijke sterfte een makkelijk soort prooi. Aan dit fenomeen kleeft een kwestie die afbreuk doet aan het imago van de onverschrokken steentijdjager. Want het zou kunnen betekenen dat hij een aaseter was.
Vuurstenen werktuigen vormen de hoofdmoot van de vondsten in de Belvedere-groeve. Ze zijn bewerkt met de Levallois-techniek, een methode die betere resultaten opleverde dan het daarvoor gepraktiseerde, lukrake afslaan van schilfers.
De vaststelling van dit technische niveau ondersteunt de Midden-Paleolitische datering van de vondstcomplexen. Bij het vaststellen hoe de vuursteensmeden werkten, werd gebruik gemaakt van refitting, het terug op elkaar passen van vuursteen-afslagen. Refitting heeft in het Belvedere onderzoek uitgewezen dat halffabrikaten werden meegenomen naar elders, respectievelijk werden meegebracht.
Niet bekend
Erasmusprijs
Het Belvedere project is nu onderwerp van een expositie in het Bonnefanten Museum te Maastricht. Getoond worden de reconstructie van het opgravingsvlak en een diaserie over opgravingstehcnieken, de vondsten (geen replica's) en de manieren waarop die zijn onderzocht.
Bovendien is er een diorama ingericht. Het bestaat uit een geschilderde omgevings-impressie en een poppengroep (op ware grootte) in actie. Alle bij buitenlands onderzoek opgedane kennis aangevuld met de conclusies en interpretaties uit het Belvedere project zijn hierin aanschouwelijk gemaakt.
De Engelse pre-historicus Graham Clark die 21 november van Prins Bernard de Erasmus Prijs krijgt uitgereikt, zal de tentoonstelling zaterdag 6 oktober aanstaande openen. Het Natuurhistorisch Museum Maastricht heeft een parallel expositie ingericht met als thema de klimatologische en landschappelijke ontwikkelingen in het Paleolithicum.