Houtzagers noemde de zinsnede 'ongelukkig geformuleerd'. Hij onderstreepte dat de PTT geen verband wenst te leggen tussen A. politieke opvattingen en de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Volgens de advocaat weegt voor de PTT zwaar dat A. ook in 1988 een half jaar afwezig was in verband met een voorlopige hechtenis in de Bondsrepubliek, nadat hij werd aangehouden wegens bezit van RAF-pamfletten. 'Na zijn vrijlating hebben we hem gewaarschuwd dat een dergelijk plichtsverzuim niet nog eens mocht plaatshebben. We hebben hem toen niet ontslagen, maar een nieuwe kans gegeven', aldus Houtzagers. De advocate van A. mr. F. van 't Hooft, wilde de zaak aanhouden tot het gerechtshof in hoger beroep arrest heeft gewezen over de zaak van de krakers. Dan pas blijkt volgens haar of er sprake is van 'verwijtbare afwezigheid'. De raadsvrouwe van de PTT'er achtte de kans reeel dat de uitspraak van het hof anders zal uitvallen dan die van de rechtbank. Van 't Hooft vond het excuus van de PTT over de gewraakte passage 'verheugend', maar ze vroeg zich wel af hoe die in het verzoekschrift terecht was gekomen. Het was juist om deze passage dat A. de publiciteit zocht, zo stelde ze. 'Het is een boude stelling die nergens op gebaseerd is. Zijn er klachten binnengekomen? Is daar onderzoek naar gedaan?, het is een veronderstelling die zeer gevaarlijk kan werken. Het betekent dat iemand niet beoordeeld wordt op zijn werk, maar op zijn gedragingen buiten werktijd.'
Ze vond het 'flauw, gemeen en niet eerlijk' dat de PTT de zaak uit 1988 ter sprake bracht. 'Dat is toen uitgepraat. Er is nooit gezegd dat het niet weer moest gebeuren.'
De voorlopige hechtenis kan haar client niet verweten worden, zo stelde ze, omdat de zaak inmiddels is geseponeerd en er een verzoek tot schadevergoeding is ingediend. Ze benadrukte dat A. zich in de twaalf jaar dat hij als sorteerder werkt ' nooit een onbetrouwbaar medewerker heeft getoond' en vroeg de kantonrechter haar client bij een eventuele ontbinding van het arbeidscontract een schadevergoeding toe te wijzen van 10.000 gulden, deels als geleden immateriele schade. Ze vond dat A. door de zaak gestigmatiseerd is. De kantonrechter doet binnen veertien dagen uitspraak.