De twee dames in lijn 5 wijzen voor het Centraal Station naar buiten. 'En hij neemt pillen in! Zie je hoe hij staat te slingeren? En er zitten ook meiden bij!' Vanmiddag gaan ze winkelen, maar eerst bezoeken ze de Fotografie Biennale. Niet voor de foto's, maar omdat de tentoonstelling wordt gehouden in het hoofdkantoor van de voormalige Holland Amerika Lijn. Daar hebben ze herinneringen aan. Aan het eind van lijn 5 stappen ze in het bootje dat ze naar de overkant van de Nieuwe Maas brengt.'De stad bruist', heet de manifestatie waarvan de Biennale deel uitmaakt, maar het HAL-kantoor is net zo dood als de transatlantische passagiersdiensten. Verweerde baksteen, granieten vrouwen die Europa en Amerika verbeelden, twee minaretjes met een groen uitgeslagen ui. Onder de ene zit een klok. Hij loopt. Onder de andere ui geeft een eenzame wijzer voor altijd noord-noord-oost aan. De marmeren schouw in de directeurskamer is kapotgeslagen. Graffiti op teakhout, vermist parket en vermiste Perzen. Uit de muren steekt stroomdraad, in het trappenhuis ligt duivenpoep. Drie verdiepingen die alleen nog geschikt zijn voor de repetities van een punkband.
In 1955 organiseerde het Museum of Modern Art in New York het project The Family of Man. Honderden fotografen uit de hele wereld maakten tienduizenden foto's 'over de mens in relatie tot zijn omgeving, de schoonheid en de rijkdom van de aarde die hij geerfd heeft', schreef Edward Steichen in de catalogus, 'en wat hij daarmee gedaan heeft: het goede en de grootse dingen, het domme en het destructieve.'
Maar toch vooral het goede: zoenen op een bankje, fluitspelen in een negerdorp, samen zingen rond de samovar.
De catalogus van de hoofdtentoonstelling van de Fotografie Biennale, Oppositions, lijkt uiterlijk als twee druppels water op die van The Family of Man, een collage van foto's en optimistische Ploegstoffen-kleuren. In hetzelfde lettertype als het origineel staat er echter nu op het omslag: 'We Are The World/ You Are The Third World'.
White noise heet de collage van de Canadees Mark Lewis. De boodschap is duidelijk: de wederopbouw is achter de rug, dat wil zeggen, hier. In de rest van de wereld is het no future wat de klok slaat. En als we goed kijken hier trouwens ook.
Sommige exposanten brengen die pessimistische boodschap zonder franje, zoals de Japanner Hiromi Tsuchida, die tussen 1976 en 1979 voorwerpen fotografeerde die nu de 'Hiroshima-collectie' heten. Een gerafeld uniformjasje, los tegen een witte achtergrond. Bijschrift: 'Studenten-uniform. Akio Tsukuda (toen 13 jaar oud) was bezig met brandpreventie, ongeveer 800 meter van het hypocentrum. Op 8 augustus 1945 vond zijn vader het uniform. Het hing aan een boomtak. Tsukuda's lichaam is niet teruggevonden.'
De straten zijn schoon, de stad is herbouwd, de Japanners horen al lang weer bij de good guys, maar er zijn ook nog Japanners van wie de nagels raar uitgroeien, en die gaan bloeden als je ze afknipt. Tsuchida fotografeert zo'n nagel. Nooit geweten, zegt de bezoeker van de Fotografie Biennale in het even frisse Rotterdam, en huivert. Japanners zijn bekwaam geworden in het onderkoeld afbeelden van huiveringwekkende ready mades zoals verschroeide kledingstukken en gesmolten gebruiksvoorwerpen. Zo was eerder dit jaar in Rotterdam soortgelijk werk van Shomei Tomatsu te zien, en zo klinken Nagasaki en Hiroshima na in bijna al het werk van de Japanse fotografen op deze tentoonstelling. Toch is er iets met die bom en zijn sluipende nawerking dat de bezoeker van nu een ongemakkelijk gevoel bezorgt: wat valt er nog te zeggen? Deze foto's zijn eenrichtingsverkeer, waaraan de kijker niets anders kan toevoegen dan een loodzwaar beamen. Een kantoorgebouw aan een straat met gesnoeide bomen en een trambaan. Bijschrift: 'Fukoku Levensverzekeringsmaatschappij, 200 meter van het hypocentrum.'
Ik grijns even, maar dat zal wel niet de bedoeling zijn.
Klankbeeld
Andere exposanten brengen hun onheilsboodschap met meer stampij, zoals de Braziliaanse fotograaf Miguel Rio Branco. In een verduisterd, zeer kaalgeslagen vertrek van het HAL-kantoor is zijn klankbeeld Reflections on a certain kind of bestiality te zien. Terwijl uit de luidsprekers een angstaanjagend gezang klinkt, tonen de wanden een orgie van zweet en bloed: geslachte varkens en parende honden.
Maar om de beesten gaat het natuurlijk niet. Ecce homo, zegt Rio Branco beeld na beeld na beeld in zijn fotografische nachtmerrie. Het zijn twee uitersten van de hedendaagse documentaire fotografie: de ijskoude Japanners en het vleespaleis van Rio Branco, en beide zeggen ze naar mijn smaak iets te nadrukkelijk hetzelfde: The Family of Man is niet langer het blije gezin van de jaren vijftig, vandaag onderscheiden we alleen zwijnen en verliezers.
Behalve een commentaar op de wereld wil Oppositions dus een commentaar zijn op het wereldbeeld dat de documentaire fotografie ons laat zien. Nieuws en commercieel amusement vallen in the global village steeds meer samen, stelt organisator Bas Vroege in zijn inleiding. Daardoor dreigt de foto-documentaire zijn neutraliteit te verliezen. De fotograaf die in de gebruikelijke media steeds minder aan zijn trekken komt zou daarom omzien naar andere: tot nu toe vooral publikaties in boekvorm en exposities in museum of galerie. Maar die houden vooral van waardevrije kunst, schrijft Vroege. Daar zit iets in. Het is dan ook voorstelbaar dat de documentaire fotograaf van nu signalen afgeeft om duidelijk te maken dat hij geen eeuwige kunst, maar brute werkelijkheid maakt.
Dat kan bijvoorbeeld door het onderwerp te kiezen in de goot. Het kan ook door aandacht te vragen voor het fotografisch procede op zichzelf, en ook dat doen veel fotografen hier.
Drie methoden zijn daarbij favoriet. De eerste is onder meer die van Mark Lewis' White noise: de cynische tekst geeft de foto pas zijn betekenis. De tweede methode ligt in het verlengde daarvan: zo laat de Canadees Donigan Cumming een tv-dominee op een band het hemelse koninkrijk aankondigen, bij een reusachtige wand met honderden foto's van de Canadese zelfkant (die is er). De derde manier is het tonen van de beelddrager, niet het beeld. Kijk, dit zijn alleen maar vlekken op celluloid, zeggen ze. Talloos zijn in Rotterdam de dubbele belichtingen, de bekraste negatieven, de zichtbare perforatieranden van de film. Die foto's tonen zich in al hun naaktheid, zoals het HAL-kantoor.
In de koffiehoek bestudeer ik de waterkaart 'Laoshan; 0,27 liter koolzuurhoudend isotonisch water met fors karakter' terwijl de dames uit lijn 5 zich laten uitleggen wat 'capuccino' betekent. Op de achtergrond klinkt Cummings' dominee, buiten de bel van een rollende containerkraan.
Oppositions, Fotografie Biennale Rotterdam. T/m 14/10 in het HAL-kantoor, Wilhelminakade 88, Rotterdam. Di. t/m zo. 11-17 uur. Per boot: vanaf de Spido-steiger aan de Veerkade. Catalogus: fl.49,50.