Het nieuws van zaterdag 7 juli 1990

PRUUS

'Wat was schadelijker voor de weerbaarheid van de Nederlandse bevolking: een fanatiek NSB-burgemeester zonder enig gezag dan wel een nog door koningin Wilhelmina benoemde burgemeester die zich te slap opstelde?' De vraag stelt zich drs. Marcel Kienhuis in zijn bijdrage 'Duitse gezag en NSB bruskeerden bestuur' aan het Jaarboek Overijssel 1990, getiteld De Pruus komt! Overijssel in de Tweede Wereldoorlog. Zelfs nu is deze vraag nauwelijks te beantwoorden, laat staan in of vlak na de oorlog. Burgemeesters in Nederland waren slecht voorbereid op een Duitse inval. In mei 1938 had het ministerie van Binnenlandse Zaken de burgemeesters een handleiding gestuurd (de 'Aanwijzingen'), waarin ze werden opgeroepen in het belang van de bevolking op hun post te blijven. Menig burgemeester was ook overtuigd dat aanblijven veel kwaad kon voorkomen. Wiebe van der Sluis was vanaf 1926 burgemeester van het Twentse dorp Goor en een van de weinige burgemeesters van SDAP-huize - in Overijssel zelfs de enige. Als lid van die partij werd hij geacht de gedragslijn van de SDAP te volgen, en binnen de SDAP werd verzet gepredikt. In november 1945 besliste de Ereraad van de partij dat hij de grens 'van datgene, waartoe een politiek verantwoordelijk man ook in de allermoeilijkste omstandigheden mag gaan' had overschreden. Van der Sluis had in het najaar van 1942 van de bezetter de opdracht gekregen alle revolutionaire ingezetenen te arresteren, dit in verband met de gepleegde sabotage aan de spoorwegen. Twintig personen kwamen daarvoor in aanmerking, drie ervan - waarvan hij wist dat ze onschuldig waren (de Duitsers hadden beloofd dat onschuldigen weer zouden worden vrijgelaten) - liet Van der Sluis arresteren. De drie werden na enkele weken inderdaad vrijgelaten, maar voor de SDAP was dat geen reden Van der Sluis geen ernstige verwijten te maken.

Cameraman Erik Durschmied; 'IK WIL GEEN ROOK, IK WIL GEEN AS, IK WIL VLAMMEN'

Een paar weken geleden zat de Canadese cameraman Erik Durschmied (1930) in een Frans televisieprogramma tegenover de Engelse cameraman Sebastian Rich (1953). Zij werden ondervraagd over hun verantwoordelijkheden als cameraman. Beiden hadden een boek geschreven over hun ervaringen in oorlog en revoluties en over de rol van de elektronische media in een steeds kleiner wordende wereld. Beiden hadden hun boek voorzien van foto's waarop zij zelf voorkwamen in de rol die het grote publiek zich bij dit soort mannen voorstelt: liggend in de goot, hangend in de lianen, kruipend door de modder. Filmen en nog eens filmen. De egotrip leek totaal en beiden hadden alles om irritant te zijn. Aan de ene kant de wat oudere cameraman, die zijn autobiografie pas schreef toen hij zich uit het beroep had teruggetrokken en aan de andere kant de wat jongere, die vond dat hij nu al over zichzelf mocht vertellen. Zelfbewust over eigen kunnen en schoonheid keek de jongere van de twee de camera in. In arrogantie waren zij aan elkaar gewaagd. Hoewel zij het, als goede concurrenten, op elkaar gemund hadden, leek er geen overwinnaar uit de strijd te komen. Totdat de dood ter sprake kwam. Rich zei dat hij een gevoel van sensatie ondervond als hij oog in oog met de dood stond. Durschmied onderbrak hem en zei dat sensatie helemaal het verkeerde woord was. Walging, zou Rich hebben bedoeld. 'Nee, 'zei de Brit, 'ik krijg er een kick van... '