Zoals tout Londen zich ooit door Van Dijck liet portretteren, en zoals een beetje Haagse familie zijn kinderen bij Max Koot langs stuurt, zo was het voor een schipper met eigenwaarde ondenkbaar dat hij zijn schip door iemand anders dan door Frank Beken (1880-1969) zou laten vereeuwigen. In het Scheepvaartmuseum van Amsterdam is op het ogenblik een aantal van zulke staatsieportretten te zien, samen met scheepsfoto's van zijn zoon Keith en kleinzoon Kenneth.
Drogist
Bekens populariteit was aanvankelijk te danken aan zijn monopoliepositie. Op het stille eiland Wight van eind vorige, begin deze eeuw hoefde een drogist, die een week per jaar varend fotograaf was, niet op zware concurrentie te rekenen. Staand op zijn stoomsleepbootje met schoepraderen - de zware houten camera hoog voor zijn borst geheven, de balg van de pneumatische sluiter in de mond - portetteerde hij de vloot op glazen platen. Aan het eind van Cowes Week mocht hij zijn opnames komen tonen aan boord van het koninklijk jacht, waar men kon nabestellen. Zoals vaker met verdienstelijke gedienstigen gebeurt, werd Beken in een soort imitatie-adelstand verheven en mocht zich voortaan 'Beken of Cowes' noemen. Deze traditie wordt voortgezet door de Britse prins-gemaal Philip, die zichzelf 'in het algemeen niet wil laten doorgaan voor een groot liefhebber van fotografen', maar voor de Bekens wil hij graag een uitzondering maken, zoals hij schrijft in het voorwoord van het jubileumboek Beken of Cowes: a hundred years of sail.
Een fotograaf hoeft weinig toe te voegen aan het effect van tweehonderd ton water, die bij windkracht zes verplaatst worden onder druk van 1250 vierkante meter zeil aan een mast. Ter vergelijking: de replica van het zeventiende-eeuwse retourschip die nu in Amsterdam wordt gebouwd, krijgt een zeiloppervlak van 600 vierkante meter, verdeeld over drie masten.
Maar is er ook een bijzondere kwaliteit in de foto's van Frank Beken? Hij zelf heeft daar nooit hoog over opgegeven, zoals blijkt uit een brochure waarin hij zijn diensten bij plezierschippers aanbeveelt. 'Er zijn drie gunstige posities voor een fotograaf: aan lijzijde schuin voor de boeg, dwars aan lijzijde, en achterlijk aan lijzijde. Het licht moet over de topzeilen heenvallen, en zo de curves ronder maken en het grootzeil relief geven. Het licht is zeer belangrijk, en moet nooit vol op de zeilen vallen, omdat het de kleine plooien van de zeillatten accentueert. Het schip moet niet te hoog aan de wind gevaren worden, maar zo ruim als mogelijk.'
Pleinvrees
Zulke cameraposities geven lekker veel boeg- of hekgolf te zien, en een hoeveelheid zeil waarvan men pleinvrees krijgt. De kijker voelt zich even een zwemmer die moet zien te maken dat hij wegkomt, het schip lijkt even geen schip in water, maar een luchtschip dat erboven scheert, met een gondel die de golven raakt. De oude Beken nam ook wel eens een foto aan loefzijde. En al maken hedendaagse water-fotografen niet langer gebruik van een stoomsleepbootje, maar van helicopter of raceboot - zoals Bekens zoon en kleinzoon -, aan die simpele zelf-ontdekte voorschriften heeft niemand nog veel kunnen toevoegen. Dat de oudste Beken precies wist hoe hij de zeilende gentry moest imponeren, blijkt vooral uit de foto's die hij niet maakte om de nabestellingen: het gekapseisde pantserschip Gladiator in 1902, een vliegboot op de Solent, het kottertje Hallo, dat 's ochtends vroeg over windstil water gesleept wordt, door een roeibootje met een roeier in bretels - met de wedstrijdjachten voor het merendeel gezonken cultuurgoed.
Beken of Cowes; a hundred years of sail. uitg. Collis Harvill; prijs: fl.109,50. Tentoonstelling: 100 jaar Beken of Cowes. Nederlands Scheepvaartmuseum, Kattenburgerplein 1, Amsterdam; t/m 22/4; open: di t/m za 10-17 uur; zo 13-17 uur.