UIT SIMONS' ANALYSE blijkt zonneklaar dat de overheid met de huidige stringente regulering van het aanbod in de gezondheidszorg het doel (beheersing van kosten) voorbij dreigt te schieten. Er is sprake van een groot bureaucratisch stelsel en van 'institutionele verstarring': de eigen verantwoordelijkheid van de partijen in de gezondheidszorg (aanbieders van zorg, verzekeraars, verzekerden) komt nauwelijks tot haar recht. En dat komt de zorg niet ten goede. Bovendien is het zeer de vraag of de regelende overheid er tot in lengte van jaren in zal slagen de kosten te drukken.
Simons laat de overheid in zijn plan een forse stap terug doen. Net als de commissie Dekker draagt hij de verantwoordelijkheid voor kostenbeheersing over naar de verzekeraar (die kan concurreren door doelmatiger te werken) en naar de verzekeringnemer (die keuzemogelijkheden krijgt en zo kostenbewust kan worden). Het traject dat Simons volgt, wijkt echter af. Dekker neemt 85 procent van de gezondheidszorg op in een basispakket, laat daarin ruimte voor het nemen van eigen risico en biedt de mogelijkheid de resterende 15 procent aanvullend te verzekeren. Simons stopt 96 procent in een verplichte zorgverzekering en laat de verzekerde de vrijheid maximaal vijftien procent van de premie (het nominale deel) als eigen risico te nemen. Via verschillende wegen wordt hetzelfde doel bereikt: keuzevrijheid en daarmee de noodzakelijke marktwerking. In het plan-Dekker is de marktwerking weliswaar groter, maar in het plan-Simons werkt het marktmechanisme toch ook voldoende door.
De VVD heeft er op gewezen dat de collectieve lastendruk stijgt door een groter deel van de gezondheidszorg in een verplichte zorgverzekering op te nemen. Dat is een louter formeel bezwaar als men bedenkt dat bij Dekker en Simons uiteindelijk een nagenoeg gelijk bedrag aan de ziektekostenverzekering zal worden uitgegeven.
WAT MOET NU worden gedacht van het verschil in methodiek tussen Dekker en Simons? De staatssecretaris vindt het beter een grote deken over potentiele patienten heen te vlijen en hen het recht te geven daar ten dele onder uit te kruipen. Ongetwijfeld hoopt Simons hiermee een bezwaar te ondervangen dat vaak tegen de basisverzekering van Dekker is ingebracht, namelijk dat minder draagkrachtigen het risico van onderverzekering lopen. Of dat gevaar in de benadering van Simons minder groot is, valt overigens te betwijfelen. Maar waar het in hoofdzaak om gaat, is dat de staatssecretaris ervoor terugschrikt om eigen risico's en eigen verantwoordelijkheid bij ziektekostenverzekeringen nadrukkelijk te etaleren. De duidelijkheid van Dekker is hier te prefereren.
Simons streeft ernaar de laatste fase van de stelselwijziging in 1995 te voltooien. Daaraan moet de hand worden gehouden. De creativiteit die met name in de enerverende Dekker-periode is opgeborreld dient nu neer te slaan in een doelmatige ziektekostenverzekering. Dat heeft ook alles te maken met een doelmatig politiek proces.