Het Franse landschap in de jaren tachtig
In opdracht van de Franse overheid reisden achtentwintig fotografen door heel Frankrijk. Het resultaat: tweehonderdduizend foto's van het Franse landschap in de jaren tachtig, waarvan een deel nu is samengebracht in een zes kilo wegend fotobock. "We mogen blij zijn dat een fotograaf als door een brievenbus naar de wereld kijkt, want alleen die selectieve blik kan een landschap tot leven wekken.'
Bij haast komt de bus niet en stoot er iemand in je oog. Het vallen van een dakpan, of het vrijwel tegelijkertijd kapotspringen van vijf gloeilampen gebeurt altijd precies op het moment dat iets anders eigenlijk om alle aandacht vraagt. Die op zichzelf vrij triviale verschijnselen krijgen dan extra gewicht. Ze zuigen alles van dat moment als het ware op en worden zelf het beslissende moment. Ze blijven je jaren bij, maar hun aanleiding vergeet je meestal vlug. De projectie van ons innerlijk leven op de buitenwereld — de Wet van Ookdâtnog — is trouwens alleen waarneembaar bij tegenslag; een verliefde stoort zich niet aan een buitje.
Sommige stukken buitenwereld lijken geknipt voor een bepaald humeur. Donkere bossen drukken ons vanouds terneer, zacht glooiende akkers en weiden stemmen mild. Het arcadische en het unheimische zijn zo oud als de wereld, maar kan een landschap ook boos zijn? Of vrolijk, aarzelend, koket, nurks, uitdagend, opgewonden, moe, schuldig, gepijnigd, treurig, bespiegelend, lucide, dronken, gek?
Ja. In opdracht van de Franse overheid maakten 28 fotografen ieder een aantal lange en korte rei-” zen door een deel van Frankrijk, teneinde, zoals de Fransen dat zo mooi kunnen zeggen „nieuwe voorstellingen van ons grondgebied ‚te creëren en een vlietend moment van zijn evolutie te vatten”. Zij schoten samen meer dan tweehonderdduizend negatieven. Contactafdrukken daarvan en tweeduizend meesterdrukken op barietpapier berusten in de Bibliothèque Nationale in Parijs. Voor de burger is er nu het bijna zes kilo zware fotoboek Paysages Photographies; En France, les annees quatre-vingt, waarin het Franse landschap van de jaren tachtig in vele honderden gemoedstoestanden is vastgelegd. Zulke reuzenreportages bezitten een zekere traditie. Onder de New Deal werd in de jaren dertig de armoede van het Amerikaanse platteland vastgelegd in opdracht van de Farm Security Administration, een onderneming die Walker Evans en Dorothea Lange beroemd heeft gemaakt. In Frankrijk werd op instigatie van de architect Viollet-le-Duc (1854-1864) een begin gemaakt met een fotografische catalogus van alle Franse monumenten.
Het idee voor het vastleggen van de “landschapplijke ervaring in Frankrijk’ is afkomstig van het in 1963 opgerichte staatsinstituut voor regionale ontwikkeling DATAR (‘Délégation à l'Aménagement du Territoire et à l’Action Régionale’). Dat instituut, bemand door jonge en energieke planologen, moest een einde maken aan de wildgroei van industrieën rondom Parijs en aan de trek naar de grote steden, waardoor de agrarische regio ontvolkt en berooid achterbleef. DATAR moest in feite de sociaal-economische gevolgen van het Franse centralisme goedmaken en le desert frangais ontsluiten. Dat is grotendeels gelukt — ook zonder DATAR zou het wel gebeurd zijn, zeggen sommigen — maar de traditionele industriegebieden in het noorden en het oosten zijn inmiddels in een crisis beland waartegen elk ontwikkelingsplan machteloos blijkt te staan. In de andere sleutelgebieden van DA- TAR, zoals Bretagne, Rhône-Alpes en Languedoc-Roussillon, zijn de regionale besturen door de decentralisatie in staat geweest het werk van het Parijse planbureau grotendeels over te nemen.
DATAR lijkt zichzelf dus over- leefd te hebben, en het zal niet lang meer duren voor het officieel wordt opgeheven. In die zin is dit boek dus niet alleen een tussenrapportage van de regionale ontwikke- ling, maar ook een gedenksteen voor de regionale ontwikkelingspolitiek.
Cezanne
Je loopt door een beukenbos en de lichtval maakt je lyrisch; rijdend over een karrespoor wolken thijm en rozemarijn de auto binnen; in een bocht van de weg zie je even de zee — “landschappelijke ervaring’ is op zichzelf simpel en concreet, maar het uitdrukken ervan kan niet zonder abstractie. Elke afbeelding van een landschap kiest en verwerpt een deel van het geheel, accentueert en vervormt, al of niet gewild. Elk landschap is min of meer symbolisch, ‘paysage raisonné’, zoals Cézanne het noemde.
De abstractie kan ver gaan. Mag je bijvoorbeeld de statistieken over agrarische produktiviteit, populatiedichtheid en wegtransport, die DATAR jarenlang heeft verzameld, nog een landschap noemen?
Is Michelinkaart 78 een landschap? Zijn de gestileerde druiventros, de oester, de korenhalm of het fabriekje-met-zaagtanddak, die men op grote borden langs de Franse snelwegen kan zien, net zo goed een landschap als het echte landschap erachter?
Al lijkt een foto net echt, ook zij is de werkelijkheid niet, maar een abstractie. In de inleiding van het boek wordt daar licht verontschuldigend over gedaan: we hebben nu eenmaal niets beters. Dat is niet erg aardig tegenover de makers van die tweehonderdduizend foto’s. Ten tweede is het een beetje hoogmoedig, want hoe zou je de werkelijkheid integraal moeten weergeven? En stel dat het kon, zou dat niet oneindig saai worden? Wij mogen blij zijn dat de fotograaf als door een brievenbus naar de wereld kijkt, want alleen die selectieve blik kan een landschap tot leven wekken. Hij ziet wat hij wil zien: zijn eigen gemoed.
Trouwfoto
Wat hebben de 28 fotografen zoal in het Franse landschap van de jaren tachtig gezien? Joseph Koudelka ging naar het noorden en het Oosten en fotografeerde de troosteloze spinnerijen, de onttakelde kolenmijnen en staalpletterijen. Frangois Despatin en Christian Gobeli bezochten deels dezelfde gebieden, maar waar Koudelka zijn onderwerp op afstand houdt — een rokende koeltoren op de horizon, omgezaagde bomen symbolisch op de voorgrond — zoomen zij juist in op het industrielandschap. Zij portretteerden grondwerkers, zandstralers, machinisten, kantoorbedienden. Zij zijn niet gelukkig.
Raymond Depardon, Magnum-collega van Koudelka, rust tussen zijn oorlogsreportages (Libanon, Tsjaad, Afghanistan) altijd uit in de Mâcon, waar zijn ouders boeren zijn. Het zijn foto’s van alledaags geluk en humor, dat opeêns in waarde blijkt gestegen. Depardon zet tussen zijn kiekjes ook rustig een trouwfoto van zijn ouders en het naambordje onder de bel. Hij is even een beetje thuis.
De Italiaan Gabriele Basilico fotografeerde de kleine badplaatsjes langs het Kanaal en de Franse Noordzeekust. Het is geen zomer, dat is zeker, want veel mensen zijn er niet. De nadagen van het badseizoen zijn omgekomen in hun eigen vermoeidheid. Het zand in de goten is door de herfst weggeblazen. Maar het is niet de winterslaap van de badplaatsjes die hij laat zien. Er hangt iets in de lucht. Zijn Bray-Dunes, Criel-plage en Etretat zijn fris als na een buitje, klaar voor de nieuwe oude badgasten, met hun schepnetjes en plastic sandalen.
Robert Doisneau is geen onbekende in de buitenwijken. Sinds 1949 publiceerde hij La Banlieu de Paris en met de regelmaat van de klok verscheen er opnieuw zo’n fotoboek. Je moet ervan houden: pleinen waar het altijd waait, een betonnen muur met een verfje waarvan wetenschappelijk is vastgesteld dat het de voorbijgangers opgewekt stemt. Nanterre, Créteil, Pontoise — de planologen moeten ooit oprecht gemeend hebben dat men hier gelukkig wordt.
Frank Gohlke fotografeerde de Causses, de hoogvlaktes in het massief van de Cevennen. Die kalkzeeën, waar alleen een gier en een Roquefort-schaap de rust verstoren, behoren tot het laatste lege landschap van Frankrijk. De kleurenfoto’s van Gohlke zijn overvol. Wie zijn ogen dichtdoet hoort een krekel.
Ik zal dit boek nog vaak inkijken. Niet vanwege dat “‘vlietende moment in de evolutie’ dat hier gevangen zou zijn in een monumentaal document, maar om de duizenden doorkijkjes naar het gewone Frankrijk — een bordje met Route barree; Inondation, een winderige zóne industrielle, een ‘vrouw in een boerenkeuken en het Buffet de la Gare van Villefranche. Maar misschien is dat alle- maal wel hetzelfde.
Paysages Photographies; En France, les annees quatre-vingt. Mission photographique de la DATAR/Editions Hazan, Paris. 684 blz. Importeur: Coen Sligting Amsterdam (020-244933). Prijs: f 260,00.