Dit is een artikel uit het NRC-archief Dit artikel is met behulp van geautomatiseerde technieken gedigitaliseerd en voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd volledig correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Milieu en natuur

Het scheepsorkest

DE VERHOUTING VAN VOORNE

Koos van Zomeren De bloemrijke duinvallei - ook zij verbleekt stilaan tot een herinnering. Waar de duinen niet verdrogen, worden ze volgepompt met verkeerd water. Waar niet met water wordt geknoeid, zijn andere problemen. 'Hier op Voorne,' zegt Dick van der Laan, 'hebben we nog een natuurlijk grondwaterregiem. Wat elders zeldzaam is, is hier nog algemeen: parnassia, orchideeën, dwergbies, slanke duingentiaan...' Een ijkpunt dus. Rijk in vergelijking met andere punten, verarmd in vergelijking met vroeger. Overal is er die spanning tussen deze twee vergelijkingen. Het regent. Nerveuze buien omsingelen het biologisch station Weeversduin, de laatste oprispingen van een depressie (12 mei). Laten we eerst maar even de achtergronden doornemen. Van der Laan (54), verbonden aan het Instituut voor Ecologisch Onderzoek, werkt hier al dertig jaar. Hij ontvouwt twee topografische kaarten, 1957 links, 1981 rechts. Het kleurverschil valt onmiddellijk op: groen overwoekert geel. Bomen en struiken, die vroeger in een armetierig stadium bleven steken, zijn gaan groeien. Oorzaken? Eén. De aanleg van de Maasvlakte, die in het noorden als een gezwel uit de kustlijn puilt. De invloed van wind en zout is daardoor afgenomen.

Twee. De kwaliteit van de neerslag. Verzuring doet in dit kalkrijke milieu weinig kwaad, maar de regen is ook vergeven van voedingsstoffen. Honderd kilogram stikstof per hectare per jaar - dat komt neer op het uitstrooien van een zak kunstmest. Drie. Myxomatose, de verschrikkelijke, moedwillig veroorzaakte konijneziekte. Er zijn niet genoeg tanden meer om de jonge loten aan te vreten. Zo kon het Voornse duin verhouten. Het oorspronkelijke karakter werd aangetast door welig tierend geboomte en struikgewas. 'Ruigtekruiden, tot brandnetel toe, zijn toegenomen, fijnere soorten afgenomen.' Aan de recreatie tilt Van der Laan minder zwaar. De toeloop

is enorm gegroeid, 'maar dat is ook onze redding geweest, anders was dit allang allemaal haven.' Beide beheerders, het Zuidhollands Landschap en Natuurmonumenten, halen het .publiek met liefde binnen en schermen zeldzaamheden niet te veel af. Goed, het is droog. Een vloot van frisgewassen wolken zeilt langs de hemel. We lopen langs de binnenduinrand. De meidoorn bloeit, de nachtegaal juicht, een groene specht flitst over het pad. Bomen reiken tot ver boven je hoofd, je waant je omgeven door

eindeloos bos. 'En dat is,' zegt Van der Laan, 'allemaal van de laatste dertig jaar.' Langzaam gaat hij voor naar de Muggenorchisvallei. Daar stonden duizenden muggenorchissen, nu niet één meer. In een poging de oude situatie te herstellen heeft het Zuidhollands Landschap de hele vallei laten leegkappen. Dennestompen staan te rotten in de vegetatie. Sinds 2 mei zijn er vijf koeien en tien IJslandse pony's in dienst om het terrein open te houden. In het midden spiegelt een poeltje. Kristalhelder water, fonteinkruid, schaatsenrijders en vast ook wel een salamandertje, hoewel we dat niet kunnen vinden. Op een zuidhelling, kleine Sahel, knielen we neer bij duinsterretjesmos,

reigersbekje, zanddoddegras en paashaver - alleen de namen al! Dan bestijgen we een noordhelling, kleine Eiger. Stap voor stap en met het hoofd dichtbij de knieën. 'Ik zie hem al,' zegt Van der Laan. 'Jij ook?' Van het maanvarentje gaat zijn hart echt even sneller kloppen. Zelfs op Voorne zijn minder dan tien vindplaatsen bekend. Elk voorjaar is het weer afwachten of ze opkomen en dat is, verzekert de botanicus, net zo spannend als wachten op de terugkeer van de grutto uit Afrika.

De maanvaren. Er zit iets van een werkwoord in. Zo speelde het door mijn hoofd toen ik vanmorgen van huis ging: naar de? maanvaren. Zij bestaat uit één enkel, slank, helgroen blad, dat in halvemaanvormige segmenten is verdeeld en een centimeter of tien uit de grond opschiet. In de loop van mei vormt zich een goudgele sporenaar. Voor een varen is zij van exotische schoonheid en dat is al heel lang geleden opgevallen. Overal in Europa speelt zij een rol in die vormen van geloof, die om onduidelijke redenen bijgeloof worden genoemd. Hier wordt zij in staat geacht sloten te openen, elders belet zij de diefstal van koeiemelk.

Ik beroer de varen zachtjes met mijn hand, die de laatste tijd toch al zo met zeldzaamheden is verwend. Ze voelt een beetje stroef, ongeveer zoals het binnenblad van rode kool. 'Parmantig dingetje,' zegt Van der Laan. 'Stelt je altijd weer voor verrassingen.' Zij het uit trots of zwakte, één ding is zeker, deze varen gaat elke concurrentie uit de weg. Ze wijkt voor alles dat hoger groeit dan zij. Haar doodgravers zijn haar buren: scheuten van berk, meidoorn en eik. Als de IJslandse pony's niet gauw langskomen,

zal een mensenhand haar moeten redden. We bekijken nog twee andere plekken. Eerst Van der Laans oudste vindplaats, een hellinkje waar hij de varen jarenlang heeft kunnen volgen. Nu ingesloten door duindoorn en begroeid met ruige grassen. 'Kijk, dat is eigenlijk al fout.' Als je het gras opzij moet duwen, is er weinig kans. Niets dus. Dan, na de middag, samen met opzichter Jaap van Baarsen (34), nar een spiksplinternieuwe vindplaats in het terrein van Natuurmonumenten. Een vlak veldje pal achter de zeereep. De vegetatie ligt erbij als een uitgerold tapijt. 'Puur konijnewerk,' verklaart Van Baarsen, 'hier is geen maaimachine aan te pas gekomen.' Hij hoopt vurig dat het konijn zich zal herstellen. Kandelaar, veldereprijs, ruw vergeet-mij-nietje - ze wedijveren in bescheidenheid. Studenten deden onderzoek naar de duingentiaan en telden en passant zo'n vijftig maanvarens. Van der Laan: 'Ze houden van vocht. Op noordhellinkjes staan ze hoog, om regenwater op te vangen. Op dit veldje vestigen ze zich later, om te profiteren van het grondwater.' Wonderlijk. Ze ziet er zo willoos uit. Ondertussen is ze onvermoeibaar in de weer om aarde, lucht en water te beproeven op die ene vorm van leefbaarheid, dat ene facet waarin haarfijn deze varen past. We lopen een eindje over het strand (aalscholvers) en beklimmen een duin-met-panorama. De wind is aangewakkerd tot storm

en verkreukelt je gezicht. Tussen je oogharen ontwaar je op de noordwestelijke horizon het logge dijkencomplex van de baggerberging op de Maasvlakte, goed

voor tien miljoen kuub havenslib per jaar. 'Ik heb,' prent ik mij in voor later, 'het maanvarentje nog gezien.' ■