Gronings Historisch Tijdschrift, nr. 97, 1987: Vrouw en verzorgingsstaat. 138 blz. ISSN 0169-2801 De jaren vijftig zijn in. Niet alleen als het om niervormige tafeltjes gaat, maar ook in historisch en sociaalwetenschappelijk onderzoek en vooral binnen vrouwenstudies. Gedeeltelijk is dat waarschijnlijk jeugdsentiment, anderzijds zijn er ook meer rationele redenen aan te geven voor de stroom van publikaties over die periode. De tweede feministische golf, die eind jaren zestig begon, in de hoogtijdagen van wat toen nog veelal de welvaartsstaat werd genoemd, wordt vaak verklaard uit de tegenstrijdigheden zoals die juist in de naoorlogse wederopbouwperiode waren ontstaan in de positie van vrouwen. Immers, enerzijds werd gesproken van de 'voltooide emancipatie der vrouw': zij kreeg bijvoorbeeld in 1956 handelingsbekwaamheid en meer meisjes volgden een schoolopleiding; anderzijds heerste er een zeer sterke ideologie met betrekking tot aard en gedrag der beide seksen. Man en vrouw waren gelijkwaardig, maar niet gelijk — zij moesten in complementaire harmonie door het leven gaan. Hij als kostwinner, zij als huisvrouw, echtgenote en moeder. Dat beeld werd als voorschrift vastgelegd in de 'harde sector': in de organisatie van de arbeid werd niet op (gehuwde) vrouwen gerekend en in het groeiende stelsel van sociale voorzieningen werd haar geen zelfstandig recht op inkomen toegekend. Maar ook en juist in de 'zachte sector', in de ideologische sfeer van maatschappelijk werk, gezondheidszorg etcetera werd met verve uitgedragen hoe vrouwen vrouwelijk dienden te zijn. Dat was de sfeer waarin het confessionele particulier initiatief welig tierde en waarin naoorlogse stichtingen als Volksherstel (van het motto: 'Gezinsherstel brengt volksherstel') hun zorgen over het morele verval der natie in daden konden omzetten. Over de visies en verrichtingen van die 'zachte sector' bij het creëren van het juiste gezin en de juiste vrouw, maar ook over het aandeel van vrouwen zelf daarin, in de periode van 1945 tot ongeveer 1965, gaan de acht kleine onderzoeksverslagen van Groningse studentes die samen met twee
meer theoretische artikelen werden gebundeld in een themanummer van het Groningse geschiedenistijdschrift Groniek (dat al eerder diverse themanummers uitgaf). Er wordt een vakantietehuis voor huisvrouwen beschreven, villa De Berkenhof in Drente, een project van onder andere de Stichting Nederlands Volksherstel. "De huisvrouw mag niet ondergaan of tot rebellie worden gebracht", vond men. Een week vakantie (geheel gevuld met lezingen en handwerkles) was nuttig, want "het hele gezin profiteert van de frisheid van de huisvrouw". Een ander artikel schetst het totstandkomen van het nieuwe beroep van gezinsverzorgster (niet te verwarren met de oude dienstbode) aan de hand van een van de (natuurlijk in zuilen opgesplitste) opleidingen. Een gezinsverzorgster had een mooi beroep, want het was een goede voorbereiding op het huwelijk. Geheel anders dus dan 'Het fabrieksmeisje' aan wie ook een artikel wordt gewijd. Haar karaktervorming was een bron van zorgen, net als die van moeilijk opvoedbare meisjes, de gedwongen bewoonsters van tehuizen als het in de bundel besproken Huize de Ranitz. Nog meer 'zedelijk wangedrag' uit die dagen in de stukken over scheiden (toen heel moeilijk) en ongehuwde moeders. En ook een artikel over wat wèl moest: borstvoeding. Het zal wel geen toeval zijn geweest dat onze eerste vrouwelijke minister juist aan het hoofd stond van het ministerie van Maatschappelijk werk. Ook over haar, Marga Klompé, een artikel. Het zou mooi zijn als de spanning tussen emancipatie en traditie eens nader werd onderzocht. Het was immers vaak de uitbouw van haar traditionele rol, die vrouwen de kans gaf een beroep uit te oefenen. Dat blijkt ook hier. Een aardige bundel, hoewel de artikelen erg summier zijn en er ook wel af en toe een fout zit in de literatuurverwijzingen. Op de mooie plaatjes geen niervormige tafeltjes. Wel een gezinnetje, met het bijschrift: 'Orde en een rustige en opgewekte sfeer in het gezin zijn een remedie tegen de kwalen van deze tijd'. Jolande Withuis