Dit is een artikel uit het NRC-archief Dit artikel is met behulp van geautomatiseerde technieken gedigitaliseerd en voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd volledig correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Economie

De adembenemende salto's van fidel

Kan Castro slagen waar Don Quichote faalde?

Onze correspondent wandelt na lange tijd weer eens door Havana. Hij bericht: Vanaf de met Unescogeld gerestaureerde Plaza de Armas in het historische centrum van Havana loopt in de richting van de grote Pradoboulevard de smalle Calle Obispo, een van de traditionele slagaders van Cuba's hoofdstad. Ooit werd deze straat in de uitgaanswijk omzoomd door

winkels, terrassen, cafés, bordelen en gokinstituten en was ze 24 uur per etmaal gevuld met bewoners, uitgaanders, toeristen, zakkenrollers en hoeren. Nog steeds is de calle een van Havana's drukste straten en massa's mensen slenteren er tijdens de werkuren doelloos rond terwijl voor de huizen en op de balkons eindeloos koffie wordt gedronken.

Dit geflaneer doet vermoeden dat het Fidel Castro nog steeds niet voor de wind gaat in zijn streven de frivole Cubanen om te vormen tot hard werkende Spartanen die de wereld verbijsteren met nieuwe sprongen voorwaarts. Maar ondanks de drukte zijn de Caraïbische geur en fleur er verbleekt. Sinds de puriteinse partizanenleider Fidel Castro ruim 27 jaar geleden zegevierend vanuit de bergen afdaalde is 'die oude hoer' - zoals Ernest Hemingway Havana liefdevol noemde - gestraft voor haar zonden. De meeste hulp ging naar het platteland of naar de stadsgrenzen waar sloppenwijken plaatsmaakten voor volksflatcomplexen. En de meeste huizen in de Calle Obispo zijn nu ongeverfd en verwaarloosd, arcaden en balkons afgebrokkeld en heel wat ramen bij gebrek aan glas dicht gespijkerd. De bruisende middenstand van weleer maakte plaats voor staatsemployés die armzalige winkels drijven met halfgevulde en verlopen etalages. 'Vrije verkoop!" schreeuwt de reclame van een etalageruit, maar erachter zijn hoogstens vijf soorten textielstof te ontdekken. Een andere winkel bevat veel revolutionaire leuzen, maar slechts één televisietoestel en één ijskast met de aankondiging: 'Alleen voor sociaal gebruik'. De Cubaanse overheid drijft in de Calle Obispo zowaar nog drie cafés, waar rum en frisdrank te krijgen zijn en enkele uren per dag bier. Ze stralen eerder weemoed dan levensvreugde uit. Alleen de krantenverkopers zijn waarschijnlijk nog even enthousiast en rumoerig als in pre-revolutionaire tijden. Toen ventten zij met pikante boulevardbladen, nu met het blad Granma, de ideologische waakhond van de communistische partij, die vandaag als hoofdkop heeft: 'Blijk van steun van bevolking aan revolutie: 97,7 procent van de stemmers deed plicht'. Het gaat over de plaatselijke verkiezingen op de laatste zondag van oktober. 'Psst.. pesos?' In deze voormalige uitgaansstraat patrouilleren opvallend veel politie-agenten. Zij werden op pad gestuurd toen het gilde zakkenrollers en tasjesdieven door de toenemende Europese toeristenstroom uit zijn revolutionaire coma dreigde te ontwaken. Toch word je er om de honderd meter aangesproken door jongens die Cubaanse pesos tegen dollars willen ruilen, hoewel daar één tot drie jaar celstraf op staat en agenten met hun donkerblauwe Lada-gevechtswagens steeds binnen het gezichtsveld blijven. Dwars over de Calle Obispo hangen grote spandoeken met de leuze: 'Samen met de partij en met Fidel naar het jaar 2000.' Met de partij zal dat wel lukken. Die heeft zich hecht genesteld in de strijdkrachten, in de vele veiligheidsorganen en in de ontelbare massa-organisaties die de Cubaan vanaf de wieg tot het graf begeleiden en controleren. Ook Fidels conditie is vooralsnog perfect. Zijn baard mag dan grijzer en zijn buik dikker zijn geworden, zijn concentratie, revolutionaire bevlogenheid en dominantie blijven onverminderd intens. Toch vragen veel Cubanen zich dezer dagen bezorgd af hoe hun land er in 2000 zal uitzien. Want al verzekert Castro zijn landgenoten dat hij niet van 'culturele revoluties' houdt, er bestaat

vrees dat hij juist daarop aanstuurt. 'Idioten! Imbecielen!' Wat El Lider Maximo het afgelopen jaar namelijk overhoop haalde is zelfs naar Cubaanse maatstaven opzienbarend: delegeerde hij de afgelopen jaren wat meer macht naar medewerkers, nu zuigt hij deze macht weer naar zich toe. Zo verving hij reeksen oude strijdmakkers door jongere krachten, zij het minder ervaren. Tolereerde Castro sinds de jaren zeventig een zekere economische liberalisering en een bescheiden gebruik van marktmechanismen, nu is het allemaal weer economisch centralisme wat de klok slaat. En leek hij zich te ontwikkelen tot een wat mildere en meer pragmatische staatsman, nu fulmineert hij als nooit tevoren tegen anti-revolutionaire 'idioten en imbecielen', preekt hij 'correcte' ideologische orthodoxie en waarschuwt hij tegen 'subjectieve factoren' en 'negatieve tendensen' die de ziel van zijn revolutie dreigen te vervuilen. Toen Castro vorig jaar begon met het aan de lopende band vervangen van regerings- en partijfunctionarissen werd dat aanvankelijk verwelkomd als een poging om vers bloed in de top van het staatsapparaat te pompen en verkalkingsverschijnselen a la Moskou of Peking te voorkomen. De belangrijkste ontslagen waren die van de minister van binnenlandse zaken Ramiro Valdes, de partijsecretaris voor ideologie Perez Herrero en de voorzitter van de centrale planningraad Humberto Peres. Nu lijkt het erop dat Fidel Castro met de vervangingsgolf vooral ook zijn eigen macht wilde herbevestigen om radicale koerswijzigingen te kunnen doorvoeren. Een jaar geleden zei Castro nog tegen buitenlandse journalisten dat socialisme niet de nationalisatie

van alles betekent. Op dat moment floreerden de zogenaamde 'boerenmarkten' waar de resterende 80.000 zelfstandige agrariërs zonder staatsbemoeienis produkten aan de man konden brengen, nadat zij hun vaste quota aan de overheid hadden verkocht. De markten waren populair bij de bevolking en verminderden de traditionele tekorten en vertragingen bij de aanvoer. Ook de particuliere ambachten kregen in 1985 meer ruimte. Groeiende werkloosheid als gevolg van economische rationalisatie en grote ontevredenheid over de staatsdienstverlening zorgden ervoor dat particuliere kleermakers, reparateurs, loodgieters, bouwvakkers en boekverkopers in korte tijd bloeiende praktijken konden opbouwen. Deze activiteiten werden door de overheid niet alleen getolereerd maar zelfs aangemoedigd, zoals bleek bij de opening van particuliere verkooppunten voor bouwmaterialen. Gelijktijdig werd medio 1985 het particuliere huizenbezit erkend, mochten eigenaren kamers verhuren of hun huizen zelfs verkopen. Nog nooit kregen in zo'n korte tijd zoveel huizen in Havana een verfje. Ook de staatsbedrijven kregen wat meer autonomie al blijven ze gebonden aan de centrale richtlijnen van planningorganen en konden ze slechts ten dele beschikken over eigen winst. Maar de deur voor verdere verzelfstandiging van de bedrijven stond tenminste op een kier. Dit jaar bracht een dramatische ommekeer. Vanaf april jongstleden ontketende Fidel Castro in een reeks openbare toespraken een nationale kruistocht tegen 'afwijkingen en fouten', corruptie en gebrekkige efficiency, kapitalistische excessen en geldzucht, en niet te vergeten het verslapte revolutionaire elan. Hij sprak plotseling met afschuw over de particuliere boeren die zich op de vrije markten verrijkten 'ten ■ koste van het zweet van de revolutionaire mensen'.

In een toespraak in mei tot afgevaardigden van landbouwcoöperaties verzuchtte de leider dat er particuliere boeren waren die op de vrije markten 50.000 dollar per jaar bij elkaar ritselden en transporteurs die daar nog bovenuit kwamen. Onmiddellijk daarop verbood Castro deze 'kapitalistische excessen' en hij besliste dat agrarische produkten voortaan uitsluitend aan de overheid mochten worden geleverd. Ook de ontluikende vrije ambachten bleken El Lider Maximo een gruwel en werden eveneens in de ban gedaan. En omdat huiseigenaren blijkbaar ook door geldzucht klein-kapitalistische neigingen werden bedreigd, trok hij de mogelijkheid tot particuliere verhuur en verkoop ijlings weer in. Cuba is nu waarschijnlijk het enige communistische land waar vrijwel elke vorm van vrije markt is afgeschaft. Volgens Castro is dit alleszins de moeite waard. Zo liet hij afgelopen juli tijdens een partijbijeenkomst weten: 'Er zijn nu duizenden rijken in het land. En wat zijn de gevolgen? Zij zullen iedereen omkopen, zij zullen iedereen corrumperen.' Een Westerse diplomaat zegt: 'De rijen wachtenden voor de staatswinkels zijn nu weer langer geworden en de aanvoer is slechter. Geen wonder. Op de markten werd jaarlijks voor 83 miljoen dollar omgezet en dat vangt de staat niet zomaar op. Aardappels gingen weer op de bon en op dit moment zijn er geen bananen te krijgen, terwijl toch grote delen van het eiland met bananebomen zijn overdekt.' Gekanker Hoewel de Cubanen het nu beter hebben dan tien of vijftien jaar geleden, is het resultaat van al deze ingrepen meer en meer openlijk gekanker. Een Cubaanse gesprekspartner vroeg zich geïrriteerd af: 'Als nu mijn televisie stuk gaat of mijn afvoer verstopt raakt, wat gebeurt er dan? Juist ja, niets.' Ook de inefficiency en het absenteïsme in de staatsbedrijven werden de afgelopen maanden

door Fidel woedend op de korrel genomen. De Cubaanse leider haalt geregeld uit naar arbeiders die vier keer per dag pauzeren, onder werktijd uitvoerig vergaderen en niet meer dan vier of vijf produktieve uren in een werkdag steken. Ook verwees hij naar het inmiddels befaamde voorbeeld van de textielfabriek in de stad Santiago. Die werd in 21 jaar gebouwd, maar het dak lekt al en het ziekteverzuim beloopt 25 procent. Dat laatste is volgens een zegsman overigens nog niet eens zo slecht. Hij verzekert: 'Ik kwam hier pas op een ministerie waar de rij die wachtte voor het loket om een ziekenbriefje te halen langer was dan de rij die naar binnen schuifelde om te gaan werken.' Fidel dreigde met harde acties tegen deze verzakers van 'de correcte lijn', maar dezelfde zegsman legt uit: 'Als je baas bent van een fabriek met tweeduizend arbeiders en duizend melden zich ziek, terwijl de andere duizend meer koffie drinken dari werken, begin je niet veel.' De aloude oorzaak: gebrek aan motivatie, want dfc basisbehoeften worden met een paar pesos gedekt en met het overige geld kun je niet al te veel doen. Bovendien wordt werk gegarandeerd door desnoods twee Cubanen neer te zetten op een plaats waar één redelijk zou voldoen. Castro's nieuwste recept tegen deze misstanden is niet meer liberalisering, een voorzichtig gebruik van de marktmechanismen en meer consumptiemogelijkheden, maar juist het tegendeel. Een grotere centralisatie van het economisch leven en een hernieuwd gebruik van morele prikkels worden nu van stal gehaald om de door slagzinnen vermoeide Cubanen aan te sporen. Derhalve kregen staatsondernemers, die de afgelopen jaren juist werden gestimuleerd tot grotere zelfstandigheid en autonomie, de afgelopen zomer plotseling te horen: 'Het eerste wat een socialist, een revolutionair, een communistisch kaderlid zich moet afvragen,

is niet of zijn eigen bedrijf meer geld maakt maar hoe zijn land meer geld maakt.' Cubanen melden dat topleiders zich nu in het kader van deze economische centralisatie weer moeten bezighouden met simpele details die in de afgelopen jaren naar de staatsbedrijven werden gedelegeerd. Tevens fulmineerde Castro tegen misbruik en schadelijke invloeden van materiële prikkels voor arbeiders en bevroor hij regels voor betaald overwerk wat voor velen een grote inkomstenderving betekende en leidde tot wijdverspreid gemor. Weldra worden nieuwe regels verwacht waarin onbetaald vrijwilligerswerk op basis van ideologische en morele bevrediging weer centraal zullen staan. Hierbij valt op dat Castro voor het eerst sinds jaren weer verwijst naar wijlen Che Guevara's 'nieuwe mens' die, aangespoord door de aanstaande zege van de revolutie, onzelfzuchtig het vaderland dient, die bereid is voor de gemeenschap offers te brengen en vrijwillig afziet van persoonlijk gewin. Ondanks langdurige inspanning stond deze 'nieuwe mens' in de jaren zestig niet op. En het toen gepraktiseerde economisch centralisme bleek eveneens een kostbare flop. Toch grijpt Fidel Castro daar twintig jaar later weer naar terug. Blindelings? Vanwaar die regressie? Volgens sommige waarnemers is de Cubaanse comandante en jefe van opvatting dat zijn regime nu beter georganiseerd en ideologisch meer gerijpt is waardoor deze doelen nu wel haalbaar zijn. Andere ingewijden menen dat Fidel onder druk van de groeiende economische problemen, gevaarlijk inzakkende exportverdiensten en de nu uitbrekende schuldencrisis tamelijk blindelings de teugels aanhaalt en daarbij terugvalt op oude ideologische instincten. Er zijn zelfs Cubaanse dissidenten die geloven zelfs dat de leider afgelopen februari tijdens een visite aan Pjongjang onder

de indruk raakte van het Noordkoreaanse model. Castro omschreef Noord-Korea toen als een frontlijnstaat in de strijd tegen het kapitalisme die zich ^een zwakheden kan veroorloven. Misschien is Fidel Castro's hernieuwde orthodoxie vooral ook bedoeld als een bezweringsformule in de richting van de jeugd, die steeds meer vervreemdt van de zestigjarige leider. Nadat Fidel op 17 oktober jl in Havana zijn stem had uitgebracht, praatte hij na afloop een uur lang met journalisten. Met vurige overtuigingskracht en bijna religieuze bevlogenheid weidde hij uit over jonge doktoren die in de woeste bergen bij Guantanamo onder primitieve omstandigheden de boeren helpen. Dat zijn Castro's echte hobby's, op zulke momenten is hij op zijn best en blijft het moeilijk hem niet te bewonderen. Angry young Een paar uur daarvoor bezocht ik een strand ten oosten van Havana waar de generatiekloof zich in alle hevigheid aftekende. Het zag er zwart van de jongeren en hun grootse staatssymbolen waren cassetterecorders en draagbare radio's, waaruit de popsongs en reclameslogans schalden van Radio WIX 05, Voice of Paradise negentig mijl over zee op het Amerikaanse Key West. De perfecte gezondheidszorg, het gratis onderwijs en de sociale zekerheid - de grote winst van Castro's revolutie - zijn voor deze jeugd volstrekt normale zaken, waar zij zonder meer recht op hebben. 'Voor mijn zoon is het allemaal vanzelfsprekend', klaagt een Cubaanse landbouwingenieur die ook actief partijlid is. Maar de zoon zegt: 'Eten, gezondheid en fatsoenlijke kleren zijn toch geen doelen op zichzelf. Daarmee kan ik me niet tevreden stellen, daar begint het leven pas mee. Als ik vraag wat er dan komt, krijg ik van mijn vader geen antwoord.' Zelf heeft hij daar wel ideeën over. Hij wil video en andere elektronische apparaten, meer gevarieerde leesstof en vooral ook meer reismogelijkheden. Ba- w tista, Moncada en Gïanma zijn 2 voor hem mystieke abstracties * waar je weinig mee doet. m Een gesprekspartner: 'Deze jon- w geren haten de hoge functionaris- £ sen die wel al die mogelijkheden 2 hebben en die zij lege olichargen noemen. Voor Fidel bestaat nog respect, maar de afstand groeit. Voor hen leeft hij zijn eigen legende en wordt hij zijn eigen gedenkteken.' Castro klaagt op zijn beurt over de geld- en consumptiezucht van de nieuwe generatie Cubanen en zijn vice-president Carlos Rafael Rodriguez verzuchtte onlangs: 'Mannen als Fidel, Raul en ik zijn er blijkbaar niet meer.' Kan Castro de klok terugdraaien en zijn jeugd weer inpalmen met nieuwe revolutionaire leuzen en de jaren van spartaanse zelfopoffering a la wijlen Che Guevara? Het is nauwelijks voorstelbaar. De kans dat de jeugd hem niet alleen ideologisch maar ook letterlijk ontglipt, blijft echter klein. Per slot van rekening zijn alle Cubanen in hun overgecentraliseerde land gedwongen uit de staatsruif te eten en blijft het veiligheidsapparaat imposant. Maar gezelliger zal het er niet op worden. Ook in het verleden gingen ideologische campagnes en pogingen om langs nieuwe wegen de heilstaat te bereiken, gepaard met afnemende tolerantie en toenemende sociale druk. Voor december heeft Castro militaire oefeningen aangekondigd waaraan voor het eerst alle volwassen Cubanen moeten deelnemen. Wenkbrauwen Niet lang geleden viel een exemplaar van het satirische blad Detete in de brievenbussen van westerse diplomaten in Havana. De hele voorpagina toonde een angstaanjagende cartoon, ondertekend met 'Cartoonistencollectief. Castro wandelt er als een lompe reus door een porseleinkast die voornamelijk bureaus, telefoons en leeghoofdige bureaucraten bevat. Op de achtergrond waar hij eerder liep, groeit niets meer. Van de voorgrond is nog weinig zichtbaar. Maar dat Castro wordt afgebeeld als een blindeman die op de plaatsen van zijn ogen slechts wenkbrauwen heeft, belooft weinig goeds. Zelf ziet Fidel meer in de gestalte van Don Quichote, een literaire figuur die hem het meest interesseert, zo zei hij in een gesprek met de Amerikaanse professor Jeffrey Elliot dat is samengevat in een boek dat in Havana voorradig is. 'Ik geloof,' aldus Castro, 'dat een revolutionair de figuur van Don Quichote het meest nabijkomt in diens streven naar gerechtigheid, in diens ruiterlijke poging het onrecht te lijf te gaan en de strijd tegen de gigant aan te binden. .. Het is een eer voor een revolutionair om met Don Quichote te worden vergeleken.' Zou Fidel slagen waar de Don faalde?

Fidel Castro

Kruidenier te Havana

Cubaanse jeugd