De Goya-tentoonstelling is wel de apotheose geweest, waarmee dr A. B. de Vries zijn carrière als directeur van het Mauritshuis afsloot maar hoewel zijn pensionering al eerder (op 1 juni) was ingegaan, bleef hij op verzoek nog werkzaam als commissaris van de Goya-expositie en verder bij de organisering van de tentoonstelling van Engelse kunst ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het Genootschap Nederland-Engeland, die binnenkort wordt gehouden. Hierdoor zal zijn definitieve vertrek uit het Mauritshuis in december geschieden. Het officiële afscheid is inmiddels bepaald op maandag 19 oktober. Er wordt dan een«tentoonstelling geopend van alle wei'ken. die het Mauritshuis, tijdens het bewind van dr. De Vries heeft verworven en daarmee — het zijn ongeveer 50 schilderijen — zal nog eens duidelijk in het licht worden gesteld, wat de voornaamste verdienste is, waarop de scheidende directeur kan bogen, namelijk zijn aanzienlijke versterking op essentiële onderdelen en met een aantal topstukken vooral ook — Pieter de Hoóch, Seghers, Hals, het laatste zelfportret van Rembrandt, Jordaens, Rubens, stillevens van Pieter Claesz en Kalff — van de befaamde verzameling. Hierin heeft De Vries steeds zijn grootste taak gezien en die heeft hij met zijn kennis, fijn ontwikkelde kwaliteitsgevoel en speurzin voortreffelijk verricht ten bate van ons openbare kunstbezit op het hoogste niveau. A. B. de Vries is Amsterdammer van geboorte. Hij studeerde kunstgeschiedenis in Utrecht onder prof. W. Vogelsang. Zijn drang tot internationale oriëntatie kenmerkten hem reeds tijdens zijn studiejaren, zodat hij ook nog aan'de universiteiten te Parijs, Wenen en Rome ging werken. Hij promoveerde op een dissertatie over het Noordnederlandse portret in de 2de helft van de 16de eeuw en kreeg zijn eerste functie als secretaris van de organisatoren van een tentoonstelling van Italiaanse kunst in Amsterdam Hiermee deed hij — het was in '34 — zijn intrede in het tentoon stellingswezen, waaraan hij zijn hele leven op diverse wijzen, als organisator, commissielid of adviseur, is blijven deelnemen, waar hem dit — en het gebeurde vaak — werd gevraagd. Zijn grootste prestaties op dit I | I
gebied verrichtte hij met de tentoonstellingen in „zijn eigen" Mauritshuis. Een kleine reeks weliswaar (dit museumgebouw leent zich niet gemakkelijk voor tijdelijke exposities), maar het waren tentoonstellingen van een speciaal karakter met een 3Ubliem kwaliteitsniveau. Zij blijven dan ook dankbaar in de herinnering: de Jan Steen r tentoonstelling en als uitzonderlijke gebeurtenissen „In het licht van Vermeer" en de Goyaexpositie, die beide door het Louvre werden overgenomen. Man van praktijk Met deze evenementen — en nog enkele andere — heeft De Vries de hoogste troeven van zijn kennerschap, zijn brede en originele visie en zijn ont|»ikkelde esthetische sensitiviteit uitgespeeld. Men heeft er zijn zo heel eigen persoonlijkheid intens door leren kennen. Op zijn begin in het expositiewezen in '34 volgde al vrij ras zijn intrede in het museumwezen als medewerker aan het Rijksmuseum. In het begin van de bezettingstijd kwam hieraan een einde. Hij werd door de Duitsers terzijde gesteld en moest zich op de achtergrond houden Na enige 'tijd slaagden de pogingen om zich in Zwitserland in veiligheid te stellen. Tegen het oorlogseinde kreeg hij het officiële verzoek zich met de terugbrenging van gestolen Nederlandse kunstwerken te gaan bezighouden. Tot '47 was hij hoofd van de dienst van de Recuperatie. Toen werd hij benoemd tot directeur van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie en tevens tot directeur van het Mauritshuis, een functie die deze kunsthistoricus, die bij uitstek een connaisseur is en het liefst een man van de praktijk wil zijn, het meest ambieerde. In '54 volgde hem bij het Rijksbureau voor documentatie dr. H. Gerson op en omtrent die tijd kreeg De Vries naast het Mauritshuis ook de leiding van het Museum Mesdag. Als man van de praktijk in het museum- en expositiewezen, is De Vries nooit, een veelschrijver geworden, al staan er natuurlijk heel wat teksten in catalogi e.d op zijn naam. Getuige al dadelijk zijn reeds genoemde proefschrift heeft hij zich vooral gespecialiseerd in Nederlandse schilderkunst. Nog voor de oorlog ontpopte hij zich met zijn boek over Vermeer als vooraanstaand
expert in diens kunst. Na de oorlog beleefde dit boek een herdruk en het ging ook in vertaling de grens over. Wat zijn hiervoor vermelde uitbreiding van de Mauritshuiscollectie betreft, dienen nóg een paar details te worden gememoreerd. Het ging De Vries o.m. om de Nederlandse stillevenkunst en de Italianisanten — zwak in de verzameling aanwezig — sterker te gaan representeren. Met stukken van mooi niveau slaagde hij hierin. Verder richtte hij zich nog gaarne op de Zuidnederlandse kunst. De tijd van dr. De Vries' directoraat is voor het Mauritshuis florissant geweest. Hij laat zijn stempel na. Grote aandacht heeft hij besteed aan de conservatie, waarbij hij talrijke restauraties
heeft doen verrichten; Voorts werden verbouwingen eÉ andere verbeteringen in het his-J torische gebouw tot stand bracht. Het belangrijkste van dit alles is dat het Mauritshuis in 511 werd voorzien van een centrale verwarming en een goede BcM"! installatie. De Vries heeft zip, museum ook een nieuw gezien) gegeven. Dat van een „open nW : seum", voor jong en oud met activiteiten van exposities van vernieuwde attractieve a r j rangementen in
A. B. de Vries