Wat betekent de energietransitie voor een opleider als de HAN?
‘Veel hogescholen zetten in op het helpen versnellen van de energietransitie, dat geldt ook voor ons. Mobiliteit speelt in de transitie een cruciale rol, dus als onderzoeker en opleider voor de autobranche moeten wij aan de basis staan. Wij leiden de technici en managers van de toekomst op. Wij zijn een HBO-opleiding, dus we vullen de onderwerpen zo praktisch mogelijk in. Bedrijven moeten direct iets kunnen met resultaten van ons onderzoek en met de kennis van onze studenten.’
Als opleider van technici voor de autobranche staat er zeker nogal wat te veranderen?
‘De autobranche gaat enorm veranderen de komende jaren. Automotive en de techsector raken steeds meer verweven. Als opleider moeten we niet alleen die ontwikkelingen goed volgen, we moeten er zelfs een beetje op vooruitlopen. We hebben steeds meer disciplines nodig om auto’s in de toekomst te laten rijden. Neem autonoom vervoer. Daar komen ICT en embedded systems bij kijken. En we krijgen steeds meer te maken met elektriciteitsopwekking, doordat er steeds meer elektrische auto’s komen. Daarom ben ik zo blij dat we een academie hebben die zich op dat snijvlak van automotive en engineering richt. De disciplines komen niet alleen op de hogeschool bij elkaar, maar ook in het werkveld.’
‘Door studenten en bedrijven bijeen te brengen creëren we een kennisnetwerk’
Verandert het soort student hierdoor?
‘Tot nu toe eigenlijk niet. We krijgen nog steeds veel nieuwe studenten met ‘benzine in het bloed’ zoals we dat noemen. Die sleutelen het liefst aan een V8-benzinemotor. Dat geeft niks, maar het betekent wel dat wij als hogeschool een taak hebben die mensen tijdens hun opleiding onderwerpen aan te bieden waarvan ze zelf nog niet wisten dat hun interesse daar ook ligt. Ze zullen het nodig hebben voor een carrière in de nieuwe mobiliteitsbranche. ICT in de autobranche neemt exponentieel toe, en speelt ook een steeds grotere rol in de communicatie tussen de auto en de infrastructuur. We krijgen nu veel studenten die juist dat interessant vinden; hierdoor verschuift het profiel van onze studenten inderdaad wel enigszins. We zijn een belangrijke leverancier voor toonaangevende Nederlandse bedrijven als DAF Trucks en VDL. Die blijven we bedienen en we veranderen met hen mee. VDL bouwt inmiddels elektrische bussen, DAF is bezig met een elektrische stadsdistributietruck. Prachtige uitdagingen voor ons en voor onze studenten.’
Kunt u een voorbeeld geven van nieuwe werkvelden?
‘We doen veel onderzoek en projecten op het gebied van waterstof, want waterstof kan een sleutelrol spelen in de energietransitie. Immers, met waterstof is het mogelijk grote hoeveelheden duurzame energie op te slaan. Mijn collega Mascha Smit doet veel onderzoek naar de opwekking van duurzame energie en het ontwikkelen van betrouwbare en duurzame energiesystemen. Bovendien profileert Arnhem zich al een aantal jaren als waterstofstad: inmiddels zijn hier diverse bedrijven die zich bezighouden met waterstof. Er liggen enorme kansen voor de economie en dus ook voor onze studenten. Door via ons onderzoek studenten en bedrijven bijeen te brengen creëren we een kennisnetwerk waarmee we de energietransitie tot een succes kunnen maken. We zijn steeds bezig om die verbinding sterker te maken. Dat doen we door stagiairs en afstudeerders te begeleiden en we laten docenten participeren in het onderzoek dat we doen. Dat is een heel effectieve methode, omdat je via een docent groepen studenten bereikt.’
Hoe ziet dat er in de praktijk uit?
‘Een mooi voorbeeld is ons Nefusta-project, waarin we met het bedrijfsleven het tankstation van de toekomst ontwikkelen. Veel voertuigen zullen in de nabije toekomst een elektromotor hebben, die van energie wordt voorzien door accu’s of door een brandstofcel met waterstof. Bij die ontwikkeling horen nieuwe tank- en laadfaciliteiten. Hoe zien die faciliteiten eruit? Bijzonder aan het Nefusta-project is dat zo’n tankstation ook bijdraagt aan een stabiel elektriciteitsnet. De opwekking van wind- en zonne-energie komt vaak niet overeen met de vraag naar elektriciteit. Dat zorgt voor pieken en dalen in het elektriciteitsnet. Tankstations kunnen dat probleem oplossen door elektriciteit op te slaan in gebruikte accu’s (bijvoorbeeld afkomstig uit elektrische auto’s) en door elektriciteit ter plekke om te zetten in waterstof, ook wel elektrolyse genoemd. Dat elektrolyse-proces is overigens omkeerbaar. Wanneer er behoefte is aan elektriciteit, kunnen afnemers voorzien worden van elektriciteit uit waterstof. Daarnaast kan gewerkt worden met prijsprikkels om het laad- of tankmoment te sturen zodat het elektriciteitsnetwerk wordt ontlast.’
Kan Nederland nog een rol van betekenis spelen in dat nieuwe systeem?
‘Jazeker! We hebben in Nederland veel kennis in huis over energiesystemen en dat is nu goud waard. We gaan naar een nieuw systeem, waarin energie en mobiliteit integreren. Nederland kan daar slimme oplossingen voor bedenken. Groot voordeel daarbij is dat we geen grote eigen automobielindustrie hebben, die meestal nogal behoudend is. We kunnen daardoor sneller schakelen.’
In de aanloop naar het jaar 2020 – wanneer wetenschap en technologie een verplicht onderdeel worden in het Nederlandse basisonderwijs – zet Shell zich met haar partners al jaren in voor het stimuleren van dit onderwerp onder jongeren. Er is een groeiend tekort aan technisch talent in Nederland, daarom zien ze het als hun taak techniekonderwijs onder de aandacht te brengen.
Met educatieve initiatieven zoals het Generation Discover festival in Den Haag en de Bright Ideas Challenge wil Shell minimaal één miljoen jongeren in Nederland de mogelijkheid bieden zelf te ervaren hoe leuk wetenschap en technologie zijn. Generation Discover trok vorig jaar 35.000 bezoekers en zal vanaf volgend jaar steeds in een andere stad plaatsvinden, om nog meer ontdekkers van de toekomst te inspireren.
Voor meer informatie: www.generationdiscover.nl
Tekst: Huib de Vries
Fotografie: Ester Gebuis